Mijn oma bakte ze. Mijn mama bakt ze nog steeds af en toe. We aten ze op maandag na de soep. Met suiker. Als er dan nog iets over was, verraste mijn vader me door de dikkertjes op vers wit brood in mijn lunchpakketje voor school te doen, wat een traktatie vond ik dat!
En nu bak ik ze ook. Op mijn eigen manier. Iets anders maar ook heel lekker. Volgens mijn zoon zijn ze: AWSOME!
Om eerlijk te zijn bak ik niet graag pannenkoeken. Ik moet zo lang in 1 houding staan en dat is voor mijn rug geen succes. Maar dikkertjes zijn weer anders. Doordat ze dikker zijn, kun je ondertussen iets anders doen, bijvoorbeeld de vaatwasser leegruimen. 😉
De hoeveelheid hieronder is goed voor zo’n 28 stuks. Wat je over hebt, is heel goed in te vriezen.
Wat heb je nodig voor dit ‘awsome’ recept ;-)?
3 kopjes zelfrijzend bakmeel
2 theelepels bakpoeder
4 eetlepels lichte basterdsuiker
Snufje zout
4 eieren
2,5 dl yoghurt (karnemelk kan ook, maar let op dat je beslag niet te dun wordt)
2,5 dl melk
120 gram gesmolten boter
500 gram rozijnen (naar keuze)
Meng het bakmeel, de suiker en het zout in een beslagkom.
Doe de yoghurt en de melk in een maatbeker. Roer 1 voor 1 de eieren hier door heen en tot slot de gesmolten boter.
Giet de vloeistof bij het bakmeel en klop met de garde tot alle vloeistof is opgenomen en er geen klontjes meer in het beslag zitten. Het is een dik beslag!
Schep de rozijnen erdoor. Vind je een pond teveel gebruik je wat minder.
Laat het beslag een half uurtje rusten.
Bij gebrek aan zonnebloemolie heb ik kokosolie gebruikt om de dikkerdjes in te bakken. Dit ging heel goed en kan ik aanraden.
Giet steeds 3x een schepje beslag in de koekenpan. Ik gebruik hiervoor de juslepel. De doorsnee is ongeveer 10cm. Zodra er gaatjes in de bovenkant van de pannenkoekjes vormen, kun je ze om draaien en vervolgens de andere kant bakken. Let op dat de kookplaat niet te hoog staat. Zo bak je er steeds 3 tegelijk tot het beslag op is.
Serveer ze warm met bijvoorbeeld ahornsiroop. Of gewoon met suiker of stroop.